e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getalzijde van een geldstuk munt: munt (Kinrooi) de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)] III-3-2
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətraowdə vraow (Kinrooi) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige zijn getuigen: getuge (Kinrooi) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)] III-2-2
gewone spurrie spurrie: spęrǝx (Kinrooi) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewricht: gevrext (Kinrooi) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakəs (Kinrooi), gebik: NB: gebikken = gelijken.  gəbeͅk (Kinrooi), gevreet: gəvrēͅt (Kinrooi), muil: mul (Kinrooi), mūl (Kinrooi) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || muil [ZND m] III-1-1
gezin huishouden: hoeshaaje (Kinrooi) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)] III-2-2
gezond gezond zijn: gezond (Kinrooi), gezont (Kinrooi) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)] III-1-2
gezwad, regel gemaaid gras gezwad: gǝzwā.t (Kinrooi  [(betekent ook 'zwad')]  ) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel gezwel: gəzwel (Kinrooi), knobbel: knobbel (Kinrooi), zweer: zwēͅr (Kinrooi) Een afhangend gezwel (kwabbel, knoebel, knoep, lel) [N 107 (2001)] || gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2