e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

Gevonden: 2913
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glijbaan glijbaan: /  gliejbaan (Kinrooi), roetsjbaan: rótsjbaan (Kinrooi), /  rótsjbaan (Kinrooi) / [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] III-3-2
glijden schuiven: /  schuven (Kinrooi) schuiven [SND (2006)] III-3-2
glijders of lopers van de sleepcultivator sloffen: slofǝ (Kinrooi) Voor de bedoelde sledeijzers zie men afb. 79. [N 11A, 151e] I-2
glimlachen glimlachen: inwendig lachen zonder kwade bedoelingen  glimlachen (Kinrooi) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
glimworm goudworm: goudworm (Kinrooi) glimworm [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
gloed gloed: gl‧øj (Kinrooi) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
goed liggen goed liggen: goed liggen (Kinrooi) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goede- opbrengst geven opbrengen: ǫbręŋǝ (Kinrooi) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
gouden twintig frank goudstukje van twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  gautstøkskə van twinʔtəx fraŋ (Kinrooi), napoleon: ps. omgespeld volgens Frings.  nāpōlēon (Kinrooi, ... ) Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)] III-3-1
goudhaantje dennenpieper: dɛnəpīpər (Kinrooi) goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)] III-4-1