e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de vorstlaag overhalen omslaan: omšlǭn (Klimmen) De uitsteeksels van de laatste laag over de nok heen afwerken. In L 318b werden over de afgewerkte vorst graszoden of vorstpannen gelegd. Ook kon het geheel met cement worden afgesmeerd. [N F, 40b] II-9
de was blauwen (de) was blauwen: de wesj bleije (Klimmen), blauwen: blejje (Klimmen), blijje (Klimmen), blauwselen: blaejselen (Klimmen) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || blauwsel bij de was doen || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was invochten insprinkelen: insjprinkele (Klimmen) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
de was mangelen mangelen: mangele (Klimmen, ... ) De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was spoelen spoelen: sjpeule (Klimmen, ... ) spoelen [SGV (1914)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was stijfselen stijven: sjtieve (Klimmen), sjtieven (Klimmen) stijfselen || Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was wringen uitwringen: (oet)vringe (Klimmen), wringen: vringe (Klimmen) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de watergoot reinigen (de) zouw slammen: dǝ zǫw šlęmǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]) [N 95, 790; monogr.] II-5
de wintervoor ploegen op stollen zetten: ǫp štǫl zętǝ (Klimmen) Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.] I-1
de zondag inluiden de zondag inluiden: loewe dr zondig in (Klimmen), voor de zondag luiden: loewe vueër dr zondig (Klimmen), zondagsklok: zondagsklok (Klimmen) Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)] III-3-3