e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drager van het baldakijn hemeldrager: hemeldrager (Klimmen), hieëmeldraeger (Klimmen) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vaandeldrager: vaandeldreger (Klimmen), vanendrager: de vanedraeger (Klimmen) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drank drank: drank (Klimmen), drinkens: drinkes (Klimmen), gedrinks: gedrénks (Klimmen), zuip: bij dieren  zuip (Klimmen), zuipens: zōēpəs (Klimmen) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Klimmen) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef allee (<fr.): Van Dale: allee (&lt;Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.  allei (Klimmen, ... ), allei-j (Klimmen) dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen mitschen: RhWb V, 1197 mitschen: in hohen Tönen eigensinnig Weinen, von Kindern  mieëtsje (Klimmen, ... ) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir dressoir: dressoir (Klimmen), schap: sjááp (Klimmen) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
drie weesgegroeten drie weesgegroeten: de drie weesgegroete (Klimmen), de driej Weesgegroete (Klimmen) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
driehoekige eg driekante [eg]: driekante [eg] (Klimmen) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driekantige vijl drie-/drijkantige vijl: drikɛntegǝ vīl (Klimmen) Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b] II-11