e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druiventros druiventros: drōēvetros (Klimmen), tros: tros (Klimmen) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk heen en weer lopen rebbedeppen: rèbbedèppe (Klimmen), trampelen: trampele (Klimmen, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukken duwen: düjje (Klimmen) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukkooitje kooitje: kooitje (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een uit kruiselings op elkaar bevestigde halfhouten of dunne rondhouten vervaardigd kooitje. Drukkooitjes worden op de kappen van starre ondersteuningen geplaatst om de eerste druk van het dakgesteente op te vangen. Op de Domaniale mijn had een drukkooitje volgens een invuller uit Q 121 een afmeting van 40 bij 40 centimeter. Het was samengesteld uit houten paaltjes van ongeveer 5 centimeter doorsnede. [N 95, 324; monogr.] II-5
drukte maken omstand maken: òmsjteng make (Klimmen) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe allegatie: allegaasje (Klimmen), gedoens: gedoons (Klimmen) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] III-1-4
druppel drup: dröp (Klimmen), ⁄n dröp (Klimmen), b.v. en drö.p waater.  drö.p (Klimmen), druppel: dröppel (Klimmen), ennen dröppəl (Klimmen), ⁄n dröppel (Klimmen), b.v. en drö.ppel aan de naas.  drö.ppel (Klimmen), Note v.d. invuller: op ei gelieke wie twieë dröppele water.  ⁄n dröppel water (Klimmen) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4
dubbel kruishout dubbel kruishout: dø̜bǝl krytshǫwt (Klimmen) Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b] II-12
dubbel sierhek barrier: brēr (Klimmen) Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8
dubbele dienst dobbelschicht: dubǝlšix (Klimmen), overschicht: yǝvǝršix (Klimmen) Dubbele dienst op één werkdag waarbij men dus bleef doorwerken, bijvoorbeeld de dag- en middagdienst. [monogr.] II-5