e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbele en gecombineerde krompasser beentjespasser: bęntjǝspɛsǝr (Klimmen), diktepasser: diktǝpɛsǝr (Klimmen) Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b] II-11
dubbele ladder dubbelledder: dø̜bǝllø̜dǝr (Klimmen) Ladder bestaande uit twee delen die aan de bovenzijde scharnierend met elkaar zijn verbonden. [N 67, 63d] II-9
dubbele lijn dubbele lijn: dø̜bǝl līn (Klimmen) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbele pik bikkel: beqǝl (Klimmen) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbele toegangspoort van een gesloten erf poort: [poort] (Klimmen), straatpoort: štrǭtpǭrt (Klimmen) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbelkettingtransporteur kettingtransporteur: kęteŋtranspǫrtø̄r (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), transporteur: transpǫrtø̄r (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5
dubbelschaar van de aanaardploeg hoogschaar: hyǝxšar (Klimmen) Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25] I-5
dubbeltje dubbeltje: ’n dubbeltje (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  ’n dubbeltje (Klimmen), geitenoogje: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  e geite-uigsjke (Klimmen) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: doef (Klimmen), dooͅeoͅf (Klimmen) Duif [SGV (1914)] || Wat is de gewone dialectbenaming van de duif in het algemeen? [N 93 (1983)] III-3-2
duif bleek met allerlei kleurschakeringen bonte, een -: ’ne bónte (Klimmen) Hoe noemt men een duif bleek met allerlei kleurschakeringen (bont)? [N 93 (1983)] III-3-2