e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een zandbad nemen (zich) mullen: mø̜lǝ (Klimmen), hoeieren: hūi̯ǝrǝ (Klimmen), poelen: pulǝ (Klimmen) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
een ziekte onder de leden hebben get onder de huid hebben: hae haat get ònger de hoet (Klimmen), in geen goed gebloeds zitten: héé zit neet in en good gebleuds (Klimmen), niet in een goed vel zitten: héé zit neet in en good vèl (Klimmen), niet in een goede huid zitten: héé zit neet in en good hōēt (Klimmen) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eend eend: ē̜nt (Klimmen) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eenmaal geschoren schaap jaarling: jø̜̄rleŋ (Klimmen) Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg brabander: brǭbɛndǝr (Klimmen), hondsploeg: hon(t)s[ploeg] (Klimmen), reeploeg: rī[ploeg] (Klimmen  [(karploeg met los riester - later omgebouwd tot aanaardploeg - synoniem met rulploeg)]  ), rulploeg: rø̜l[ploeg] (Klimmen) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig gewoon: geweun (Klimmen) zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning barak: brak (Klimmen), een bouwvallige woning  brak (Klimmen), barakje: brèksjke (Klimmen), boutique (fr.): pŏĕtiek (Klimmen), groezenhut: grous = graszode plaggenhut  grouzehut (Klimmen) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] III-2-1
eenzaam alleen: allein (Klimmen) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eer aan de vader eer aan de vader: eer aan de vader (Klimmen), eer zij de vader: ere zij de vader (Klimmen), ieëre zij d`n vader (Klimmen) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eerherstellende communie eerstevrijdagcommunie (<lat.): ierste vriedag kommunie (Klimmen), tot de communie (<lat.) gaan op eerste vrijdag: tot de kemune gaon op iësje vriedig (Klimmen) Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3