e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
frees frees/fraise (fr.): frēs (Klimmen) Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.] I-2
freesboor frees: frē̜s (Klimmen) Boorijzer waarmee men het boveneinde van geboorde gaten verwijdt om op deze wijze koppen van schroeven, klinknagels of bouten te kunnen verzinken. De freesboor bestaat uit een stalen spil die met één uiteinde past in de boormachine. Het andere uiteinde is voorzien van een stalen schijf waarin zes of meer tandvormige inkepingen zijn gevijld. De freesboor heeft ongeveer dezelfde functie als de soevereinboor. Het belangrijkste verschil is dat de soevereinboor een conisch boorgat oplevert. Zie ook afb. 116. [N 33, 164; N 33, 149, add.] II-11
fret fret: fret (Klimmen, ... ) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fris weer koud: kawd (Klimmen), kouwelig: (kouwelijk).  kejjelig waer (Klimmen), ziemlich (du.) fris: semmelig kawt (Klimmen) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
frisdrankenhuisje melkboede: melkbut (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15] II-5
fronsen runzeln (du.): runsjele (Klimmen) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten knatsen: knatsje (Klimmen, ... ), knatsjə (Klimmen) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruit, ooft fruit: frøͅit (Klimmen), ooft: ø͂ͅf (Klimmen) I-7
fruiten smoren: sjmoorə (Klimmen) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm appelworm: vrij naar het WLD  appelworm (Klimmen), worm: vrij naar het WLD  ne worm (Klimmen) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2