e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Klimmen) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden glitschen (du.): gletse (Klimmen), glitsen: gletse (Klimmen), kaaien: kejje (Klimmen), slibberen: sjliebbere (Klimmen) glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glimlachen gremelen: grieëmele (Klimmen), kokkelen: koekkele (Klimmen) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4
glimworm vuurvliegje: WLD  vuurvleegsjkes (Klimmen, ... ), vuurwormpje: vuurwurmke (Klimmen), Veldeke  vuurwörmke (Klimmen, ... ), WLD  vuurwôrrempkes (Klimmen), vuurwörremkes (Klimmen) glimworm [SGV (1914)] || Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed gloed: glood (Klimmen), hits: hèts (Klimmen), hitte  hèts (Klimmen), warmte: warmte  wermde (Klimmen) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
gloria gloria (lat.): gloria (Klimmen, ... ) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
god de vader god de vader: god de vader (Klimmen, ... ), goddevader (Klimmen) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godsdienstonderricht op zondag christenleer: der kristeliër (Klimmen) Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: de gaodslamp (Klimmen), gaodslamp (Klimmen), godslamp (Klimmen) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
godslasteren godslasteren: godsla[s}tere (Klimmen), vloeken: vlooke (Klimmen) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3