e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goudenregen (laburnum anagyroides med.) goudenregen: Veldeke  gouwe raenge (Klimmen) Gouden regen (cytisus laburnum). Goudgele bloemen in rijke, hangende trossen. De blaadjes zijn 3-tallig. Op de vlag (dit is het grootste kroonblad) zit een bruin honingmerk. De bloem heeft geen honing, maar wel een vlezige ring met voedsel voor insekten. [N 92 (1982)] III-2-1
goudhaantje dennenpiepertje: etym.aant. sieperen: sie-sie-sie onomatopee  dènnesieperke (Klimmen), dennensieperke: dènnesieperke (Klimmen), dennensijsje: dennesieske (Klimmen), goudhaantje: goudhaentje (Klimmen), gouthééntje (Klimmen) goudhaantje || goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)] III-4-1
goudoplegger oplegger: ǫplęqǝr (Klimmen), verguldkwast: vǝrgø̜lkwas (Klimmen) Platte, zeer dunharige kwast. De goudoplegger wordt meestal vervaardigd van eekhoornhaar waarvan één rijtje tussen twee blaadjes dun karton wordt geplakt. De kwast dient voor het opnemen en opbrengen van stukjes bladmetaal. [N 67, 41b] II-9
goudroller biezenrol: bi.zǝrǫl (Klimmen), biezenrolletje: bi.zǝrø̜lkǝ (Klimmen) Werktuigje voor het verwerken van goudrollen. Het bestaat uit twee plaatjes, waartussen de goudrol op een pen wordt gezet. Verder bevindt zich tussen de twee plaatjes nog een houten rolletje, waarop het papierstrookje bij het uitrollen wordt gewonden. Voor het vergulden van gebeeldhouwde lijstjes wordt dit door een borstelrolletje vervangen; de haren van dit rolletje drukken dan het bladgoud in de diepten van het lijstje (Zwiers I, pag. 466). [N 67, 55c] II-9
goudsbloem goudsbloem: Veldeke  goudsbloom (Klimmen) Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem). [N 92 (1982)] III-2-1
goudsnijmes oplegger: ǫplęqǝr (Klimmen), verguldersmes: vǝrgø̜ldǝšmɛts (Klimmen) Mes dat dient voor het uitnemen van goudblaadjes uit het boekje met bladgoud en het in de gewenste vorm verdelen ervan op het verguldkussen. [N 67, 55a] II-9
goudstoffer goudveger: gǫwt˲vē̜gǝr (Klimmen), verguldkwast: vǝrgø̜lkwas (Klimmen) Kwast van visotterhaar, gevat in blik met houten steel. De goudstoffer wordt bij het vergulden gebruikt voor het aandrukken van bladmetaal en ook voor het verwijderen van overtollig bladmetaal. [N 67, 41a] II-9
goudverf, mixtion goudverf: gǫwt˲vɛrǝf (Klimmen), mixtion: mekšǫn (Klimmen), verguldselvernis: vǝrgø̜lsǝlfǝrnis (Klimmen) Kleurloze, waterdunne vernis die wordt gebruikt als grondlaag bij het vergulden met bladmetaal. Mixtion wordt meestal gereed voor gebruik geleverd en bestaat uit harde copal, lijnolie, standolie en terpentijnolie (Zwiers II, pag. 88). Eiwit wordt gebruikt bij het vergulden op lijmverf. [N 67, 81b] II-9
goudvink bloedvink: bloodvink (Klimmen, ... ) goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)] III-4-1
gouverneur gouverneur (<fr.): goeverneur (Klimmen, ... ) de officiële vertegenwoordiger van de koningin [koning] in een provincie [commissaris, gouverneur] [N 90 (1982)] III-3-1