e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand zijn gang laten gaan gewhren (du.): gewêrde (Klimmen), laten begaan: laote begao (Klimmen), laten gewhren (du.): laote gewaere (Klimmen) betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen te lijk bidden: te liek bae (Klimmen), ter begrafenis uitnodigen: ter begrafenis oetneudige (Klimmen, ... ), ter lijk bidden: ter liek bae (Klimmen, ... ) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2
iep olm: #NAME?  òllem (Klimmen), Veldeke  de olm (Klimmen) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen get meester worden: meister waere (Klimmen) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets in acht nemen zorg hebben: zörg höbbe (Klimmen), zorgen: zörge (Klimmen) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets onbelangrijks, nietigheid druppel: dröppel (Klimmen), prul: pröl (Klimmen), ⁄ne pröl (Klimmen) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] III-4-4
iets opkroppen opkroppen: opkroppe (Klimmen) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: eke (Klimmen) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen dollen: dulle (Klimmen) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Klimmen) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4