e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ketsgereedschap ketsgetuig: kètsgetuug (Klimmen) slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] III-2-1
kettingbaan kettingbaan: kęteŋbān (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Toestel, bestaande uit een ketting zonder eind met daaraan meenemers, dat tussen de rails is gemonteerd. De kettingbaan wordt gebruikt voor het over korte afstand verplaatsen van mijnwagens. Volgens een respondent uit Q 121 werd de kettingbaan op de Domaniale mijn voornamelijk toegepast voor het transport in kleine hellingen, meestal in de nabijheid van de schacht. [N 95, 689; N 95, 703; monogr.] II-5
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Klimmen), kettingsleep: kęteŋšlęi̯.p (Klimmen), sleep: [sleep] (Klimmen), weie(n)[eg]: węi̯ǝ[eg] (Klimmen) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
keukenrek kruikenbank: kroekebank (Klimmen), groot wandrek met 4 of 5 planken; op de bovenste worden borden enz. geplaatst, op de onderste ketels  kroekebank (Klimmen) blok waarin vorken worden bewaard [N 20 (zj)] || Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)] III-2-1
keuring uitstalling: oetsjtèlling (Klimmen) Hoe noemt men een competitieve keuring van duiven, waaraan prijzen verbonden zijn? [N 93 (1983)] III-3-2
keurmeester keurmeester: käörmeister (Klimmen) Hoe heet de man die daar de duiven keurt? [N 93 (1983)] III-3-2
keus keus: de keus (Klimmen) het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] III-1-4
kever, tor kever: kêver (Klimmen, ... ), meikever: meikever (Klimmen) kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] || tor [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen enselen: (zich) ensjele (Klimmen), knibbelen: knebbele (Klimmen) het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || kibbelen [SGV (1914)] III-3-1
kiekendief valk: valk (Klimmen, ... ) kiekendief || kiekendieven (± 47 langere staart en smallere vleugels dan buizerd [086]; slome kringetjesdraaiers; steeds laag boven grond; nest op de grond; bruine en grijze soorten; sommige in rietland of moeras, andere op de hei; ook wel eens op de trek [N 09 (1961)] III-4-1