e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolwand kolenstoot: kǭlǝštuǝs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De wand van steenkool waartegenover de mijnwerker staat, als hij in de pijler kolen gaat delven. Zie ook de lemmata Pijler en Zijwand. [N 95, 475] II-5
koolzaag kolenzeeg: kǭlǝzę̄x (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.] II-5
kooppenning handgeld: ⁄t handgeld (Klimmen) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] III-3-1
koopwaar waar: de waar (Klimmen), waar (Klimmen) die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: koir (Klimmen) koor [SGV (1914)] III-3-3
koorbank koorbank: koeërbank (Klimmen), koeërbenk (Klimmen), n koeërbank (Klimmen) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorgestoelte koorbanken: koeërbenk (Klimmen) Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd koorhemd: `t koeërhumme (Klimmen), miskleed: mèskleet (Klimmen), rochet (fr.): rósjet (Klimmen), superplie: superpliej (Klimmen) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koorkap: de koeërkap (Klimmen), de koërkap (Klimmen), koormantel: koormantel (Klimmen) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorstoel koorstoel: koeërsjteul (Klimmen), koeërsjtool (Klimmen) Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)] III-3-3