34091 |
linkerachterkwartier |
achterste linkse kwartier:
ɛxǝštǝ leŋksǝ kǝrtēr (Q111p Klimmen)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
33765 |
linkerkant van het paard |
naar de mans:
nǭ dǝ mans (Q111p Klimmen),
nademekant:
nǭdǝmǝkant (Q111p Klimmen)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34090 |
linkervoorkwartier |
voorste linkse kwartier:
vȳǝštǝ leŋksǝ kǝrtēr (Q111p Klimmen)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
31400 |
linkse boor |
linksboor:
leŋks˱bǭr (Q111p Klimmen)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a]
II-11
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
līnǝ (Q111p Klimmen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lent˲[voeg] (Q111p Klimmen),
strekvoeg:
štrek˲[voeg] (Q111p Klimmen)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
22052 |
lintwormen |
wormen:
wörm (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
lup (Q111p Klimmen),
løp (Q111p Klimmen),
lùp (Q111p Klimmen)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (Q111p Klimmen
[(dient om hoefijzer niet te doen verschuiven)]
)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
metselbloem:
Veldeke D. Schwertlilie
metselbloom (Q111p Klimmen)
|
Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)]
III-4-3
|