e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lisdodde lis: Veldeke  lèsj (Klimmen) Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Klimmen) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list fint: ⁄n fint (Klimmen), list: ⁄n lis (Klimmen) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.): littenie (Klimmen), litanie (<lat.) van de moeder gods: de lèttenie van de Mòdder Gaods (Klimmen), litanie (<lat.) van onze-lieve-vrouw: de litteniej van O.L.Vrouw (Klimmen) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken lijmteken: liemteike (Klimmen, ... ) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgisch vaatwerk heilige vaten: heilige vate (Klimmen), hellige vate (Klimmen) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden miskleren: mèskleijer (Klimmen), paramenten (<oudfr.): paramente (Klimmen) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
locomotief locomotief: lǫkǝmǝtif (Klimmen) Door stoom of met behulp van een dieselmotor aangedreven locomotiefje dat in later jaren werd gebruikt om de kipkarren te verplaatsen. Zie afb. 17. [N 98, 58] II-8
locomotiefloods machineloods: mǝšīnǝlōts (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) Ondergrondse ruimte, meestal in de buurt van de schacht, waar de niet in gebruik zijnde locomotieven worden ondergebracht. [N 95, 701; monogr.] II-5
locomotiefmachinist machinist: mašines (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Arbeider die de mijnlocomotief bedient. [N 95, 151; monogr.] II-5