20132 |
loops |
loops:
luipsj (Q111p Klimmen),
løͅi̯pš (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24724 |
loot uit slapend oog |
scheut:
#NAME?
enne sjûût ōēt enne douve knŏĕp (Q111p Klimmen)
|
Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loat (Q111p Klimmen),
scheut:
Veldeke
’ne sjuet (Q111p Klimmen),
± WLD
sjūūt (Q111p Klimmen),
spruit:
#NAME?
sjprōēt (Q111p Klimmen)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
laupe (Q111p Klimmen),
loupe (Q111p Klimmen)
|
lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34545 |
lopen, gezegd van eenden |
waggelen:
waqǝlǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
22044 |
lopend snot |
nat snot:
naat sjnot (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̜jpǝr (Q111p Klimmen)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
22135 |
loper (boodschapper) |
duivenkruiper:
d’r doeve-kriper (Q111p Klimmen)
|
Vroeger (19e eeuw) werd iedere aankomst door een boodschapper gemeld. Hoe heette die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24674 |
lork |
lariks:
#NAME?
larks (Q111p Klimmen),
Veldeke
de lariks (Q111p Klimmen)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
aan de bakriem leiden:
ān dǝr bakrēm lęi̯ǝ (Q111p Klimmen)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|