30089 |
metselstenen bevochtigen |
laten drinken:
lǭtǝ dreŋkǝ (Q111p Klimmen),
nat maken:
nāt mākǝ (Q111p Klimmen)
|
Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a]
II-9
|
30154 |
metselwerk in natuursteen |
brokwerk:
bruxwɛrǝk (Q111p Klimmen)
|
Metselwerk waarbij natuursteen wordt gebruikt. Daarbij onderscheidt men muren vervaardigd van natuurlijke, onbehakte stenen, muren van onregelmatige breuksteen en muren van regelmatige breuksteen. In Q 121 werden natuurstenen, vrij recht behakt, ongeveer in halfsteensverband gemetseld. Men noemde dit: 'in lagen gewerkt' ('en lǫagǝ jǝwerǝkt'). Wanneer men in dit verband af en toe een steen rechtop verwerkte, sprak men van een 'oud-duits verband' ('alt˱dǫjtš ˲vǝrbaŋk'). Veelhoekige stenen van allerlei vorm werden gemetseld in 'cyclopenverband' ('tsiklōpǝnvǝrbaŋk'). [N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
bergzand:
bę ̞rǝx˲zant (Q111p Klimmen),
fommelzand:
fumǝlzant (Q111p Klimmen),
gewassen zand:
gǝwɛšǝ zant (Q111p Klimmen),
grijze maaszand:
grīzǝ mās˲zant (Q111p Klimmen),
maaszand:
mās˲zant (Q111p Klimmen),
metselzand:
mętsǝlzant (Q111p Klimmen),
scherpe zand:
šɛrǝpǝ zant (Q111p Klimmen),
witte zand:
wetǝ zant (Q111p Klimmen)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
belster:
bélstər (Q111p Klimmen),
braadworst:
braodwoeësj (Q111p Klimmen),
droogworst:
drueg woeësj (Q111p Klimmen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25300 |
meuken, maat van 125 liter |
meuken:
meuken (Q111p Klimmen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 125 liter [meuken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21585 |
mevrouw |
mevrouw:
mevrouw (Q111p Klimmen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
Veldeke
míawwe (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nôôn (Q111p Klimmen)
|
middag [RND]
III-4-4
|
27612 |
middagdienst, late dienst |
(de) middag:
dǝr medex (Q111p Klimmen [Emma]),
middagschicht:
medexšix (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|
17838 |
middagdutje |
ungeren (zn.):
z.n.w
ungere (Q111p Klimmen)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|