e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondsteen kamaai: kamɛj (Klimmen) Steen die tijdens het bakproces vlakbij de stookkanalen heeft gelegen en zodoende half gesmolten en kromgetrokken is door de hitte. [N 30, 52c; N 98, 167; monogr.] II-8
mondstuk embouchure (fr.): ammuzjuur (Klimmen), mondstuk: montsjtøͅk (Klimmen, ... ) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondvol bof: bòf (Klimmen), #NAME?  bof (Klimmen), (eten).  ⁄ne bóf (Klimmen), mondvol: mondvol (Klimmen), slok: #NAME?  sjlŏĕk (Klimmen), (vloeistof).  ⁄ne sjloek (Klimmen) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] || hap, mondvol III-4-4
monnik monnik: eine monnik (Klimmen), monnik (Klimmen), munnik (Klimmen), pater (lat.): pater (Klimmen) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): de mónstrans (Klimmen), monstrans (Klimmen, ... ) Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
monteur monteur: montø̜̄r (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147] II-5
mooi pratend het paard op de nek kloppen feesten: fīǝstǝ (Klimmen) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer lekker weer: lekker waer (Klimmen), schoon weer: sjoën waer (Klimmen), aanhoudend zomerweer: vas waer.  sjoeën waer (Klimmen), zomig weer: zaomig waer (Klimmen) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis herdenkingskruis: herdingkingskruuts (Klimmen), moordkruis: e maordkrüts (Klimmen), maordkruuts (Klimmen) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moorkop moorkop: mōǝrkǫp (Klimmen) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9