e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muis (mv.) muis (mv.): muus (Klimmen) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: de moes (Klimmen), de mōēs (Klimmen) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moeze (Klimmen, ... ), Veldeke  moeze (Klimmen) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)] || muizen vangen III-2-1
mul (zand) mul: möl (Klimmen) mul [SGV (1914)] III-4-4
mulle grond mul: mø̜l (Klimmen), mulle grond: mø̜lǝ gront (Klimmen) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld klinkende munt: klinkende munt (Klimmen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntig schaap leeg: lē̜x (Klimmen) Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66] I-12
muntige koe leeg (bijvgl. nmw.): lēx (Klimmen), manse koe: mau̯s [koe] (Klimmen) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts met pompon muts: mutsj (Klimmen) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: mutsj (Klimmen, ... ), mətš (Klimmen), pats: patš (Klimmen) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3