21941 |
naar beneden duiken |
schieten:
sjete (Q111p Klimmen)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: naar beneden vallen, duiken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
noa de kirk (Q111p Klimmen)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
23529 |
naar de mis gaan |
mis horen:
mis höre (Q111p Klimmen),
mès huere (Q111p Klimmen),
naar de mis gaan:
nao de mès gaon (Q111p Klimmen)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar heim gaan:
noa heim goa (Q111p Klimmen)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (Q111p Klimmen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (Q111p Klimmen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
23948 |
naaste |
evenmens:
aevemiensj (Q111p Klimmen),
evennaaste:
aevenaoste (Q111p Klimmen),
dien evenaaste (Q111p Klimmen),
naaste:
diene naoste (Q111p Klimmen),
dr naotste (Q111p Klimmen)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobae (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
noobeje (Q111p Klimmen)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
nao-ape (Q111p Klimmen)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27460 |
nabreken |
nabreken:
nǭbrē̜kǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gesteente uit het dak en eventueel uit de wanden wegnemen om op deze wijze toegedrukte galerijen en steengangen weer te verruimen. [N 95, 903; N 95, 390; N 95, 384; monogr.; Vwo 216; Vwo 537]
II-5
|