e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusriem naasriem: nāsrēm (Klimmen) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusring ring: reŋk (Klimmen), wroetelring: vrø̄tǝlreŋk (Klimmen) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
neusvleugel neusvleugel: naasvluagəl (Klimmen) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden nevelskapje: nieëvelskepke (Klimmen) mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)] III-1-3
nevengesteente verwijderen stokken: štǫkǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.] II-5
nier nier: en neer (Klimmen), n neer (Klimmen) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nierbekkenontsteking dresen: dręi̯šǝ (Klimmen) Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43] I-11
niersteen niersteen: neersjtein (Klimmen) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
niet naai: nɛj (Klimmen) Het gedeelte van de hoefnagel dat na het afknippen enkele millimeters boven de hoef uitsteekt en omgeslagen wordt in de uitholling die met behulp van de onderkapper is vervaardigd. [N 33, 372] II-11
niet behouden niet behouden: nēt bǝhawǝ (Klimmen) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11