e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onze-lieve-heer onze-lieve-heer: oos leven hieër (Klimmen), s`lievehier (Klimmen), slivvenhiër (Klimmen) Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)] III-3-3
onze-lieve-vrouw onze-lieve-vrouw: oos leef vrouw (Klimmen), slevrouw (Klimmen), us leevevrouw (Klimmen) Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)] III-3-3
onze-lieve-vrouweplaat mariaplaat: mariaplaat (Klimmen), onzelievevrouw van altijddurende bijstand: O.L.V. van Altieddoerende Biesjtand (Klimmen) Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)] III-3-3
onzedig onfatsoenlijk: onfatsoenlik (Klimmen), onzedig: onzedig (Klimmen), onzeedig (Klimmen), wulps: wöllepsj (Klimmen) Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
onzedigheid varkenserij: verrekeserie (Klimmen) Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
onzevader onzevader: d`n ónze vāder (Klimmen), Onze Vader (Klimmen), onze vader (Klimmen, ... ), paternoster: d`r Pater Noster (Klimmen), pater noster (Klimmen), Paternoster (Klimmen), vaderonzer: `ne vadderónzer (Klimmen) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3
onzevaderkralen dikke kralen: dieke kralle (Klimmen) De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
ooft ooften: bovendien twee vlakke streepjes op a en o  äöf (Klimmen), in parten gesneden  äöf (Klimmen), snitselen: in schijven  sjnitsele (Klimmen) ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3
oog oog: auch (Klimmen), aug (Klimmen), o.ugə (Klimmen) ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
oogkleppen loesjen: lušǝ (Klimmen) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10