17757 |
oor |
oor:
ooar (Q111p Klimmen),
u.ərə (Q111p Klimmen)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
18238 |
oorknop |
oorknop:
oërknoep (Q111p Klimmen)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
ooarlel (Q111p Klimmen)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
krijg:
kreeg (Q111p Klimmen),
oorlog:
aorlog (Q111p Klimmen),
ourlog (Q111p Klimmen)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21186 |
oorlogsschip |
oorlogschip?:
aorlogsjip (Q111p Klimmen),
oorlogsschip:
’n aorlogssjip (Q111p Klimmen)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oërbel (Q111p Klimmen),
⁄n oeërbel (Q111p Klimmen)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
oorveeg:
oeërviej (Q111p Klimmen),
oirvieg (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
handhaaf:
meervoud hantefe
hantef (Q111p Klimmen),
oor:
oeër (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20056 |
oostindische kers |
kappertje:
Veldeke
kepperkes (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
[N 92 (1982)]Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
doofhaver:
-
daofhaver (Q111p Klimmen),
vlughaver:
-
vlüüg haver (Q111p Klimmen)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|