e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pater pater (lat.): `ne pater (Klimmen), eine pater (Klimmen), enne pater (Klimmen), pa:tər (Klimmen) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] || pater [RND] III-3-3
pater van de heilige geest paters van de heilige geest: patesj van der hèllige geis (Klimmen), witte paters: de witte paters (Klimmen) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch aartsvader: `ne aartsvader (Klimmen), aartsvader (Klimmen), eine aartsvader (Klimmen), patriarch: `ne patriarch (Klimmen), patriarch (Klimmen) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: petries (Klimmen), veldhen: vèldhin (Klimmen) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patroen (Klimmen), patroonder: ?  d`r petruender (Klimmen) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: der paaws van roëme (Klimmen), der paus va rome (Klimmen), dr paws va roeëme (Klimmen), paws (Klimmen) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || paus [SGV (1914)] III-3-3
pausdot dot: dǫt (Klimmen) Een tot een propje gebonden lapje van poreuze stof, gevuld met fijn houtskool of krijtwit, dat gebruikt wordt bij het doorstuiven van paustekeningen. [N 67, 86e] II-9
pauselijke zegen pauselijke zegen: der paawselikke zaege (Klimmen), der pauselijke zege kriege (Klimmen), pauselijke zengen: dr pauselige zèènge (Klimmen) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
pausen doorpausen: dørǝxpǫwzǝ (Klimmen), prikwerk: prekwęrǝk (Klimmen) Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a] II-9
pausnaald priknaald: preknǭlt (Klimmen) Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c] II-9