e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ponsbed ponsbed: pons˱bęt (Klimmen), ponsplaat: ponsplāt (Klimmen) IJzeren of stalen onderlaag die dient als ondersteuning van het te ponsen plaatmateriaal. In het ponsbed zijn uithollingen aangebracht waarin de ponsnippel precies passend terecht komt. Zie ook afb. 134. [N 33, 346b] II-11
ponsmachine pons: pons (Klimmen) Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345] II-11
ponsnippel ponsstift: ponsštef (Klimmen) Het onderdeel van de ponsmachine waarmee het gat in het plaatmateriaal wordt geponst. Het bestaat uit een hardstalen pen met een massieve schacht, die eindigt in een hol uiteinde waarvan de omtrek geslepen is. Zie ook afb. 134. [N 33, 346a; N 64, 72] II-11
ponton ponton (fr. <it.): póntón (Klimmen), pontonbrug: pontonbrök (Klimmen) een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)] III-3-1
pooier pooier: pojer (Klimmen), souteneur: sŏĕtenäör (Klimmen) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)] III-2-2
pook pook: pook (Klimmen), stovenijzer: sjtoven-iezer (Klimmen), štōvənīzər (Klimmen, ... ) pook [N 79 (1979)], [SGV (1914)] III-2-1
poort poort: pǭrt (Klimmen) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poorten inrijloker: enrilǭkǝr (Klimmen), ovenloker: ǭvǝlǭkǝr (Klimmen), schurgloker: šø̜rǝxlǭkǝr (Klimmen), uitrijloker: ūtrilǭkǝr (Klimmen) De inrij- en uitkruigaten in de buitenmuur van de ringoven. Zie ook afb. 26. [N 98, 129; N 98, 151; monogr.] II-8
poorten dichtmetselen afklenen: āfklē̜nǝ (Klimmen), toemaken: tuwmākǝ (Klimmen) De toegangspoorten met stenen en modder dichtmaken, zodra de betreffende kamers vol zijn en bij het bakproces worden betrokken. Het dichtmetselen en na het bakken weer openen van de poorten werd in Q 95 door de stoker gedaan. [N 98, 148; monogr.] II-8
poot omhoog poos-op: pūǝs˱ ǫp (Klimmen), poot: pūǝt (Klimmen), poot-op: pūǝt˱ ǫp (Klimmen) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10