e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
produktiegereed vordergereed: vø̜rdǝrgǝrēt (Klimmen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Zwartberg, Waterschei]) Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198] II-5
proeven keuren: kaore (Klimmen, ... ), käörə (Klimmen), proeven: preuve (Klimmen, ... ), prēūvə (Klimmen) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: `ne profieët (Klimmen), preffiët (Klimmen), proffiët (Klimmen), unne profeèt (Klimmen) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profielbalken balken: bɛlǝk (Klimmen), ijzeren balken: īzǝrǝ bɛlǝk (Klimmen) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen profielen: profilǝ (Klimmen) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9
profiteren profiteren: profetére (Klimmen) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
promotie maken bevorderd werden: bǝvø̜rdǝrt wē̜rǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003] II-5
pronken pronken: pronke (Klimmen), stensen: [vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]  sjténse (Klimmen) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] III-1-3
pronkveer op een hoed hoedenveer: hoote-vêêr (Klimmen), jagersveer: jaegesj-vêêr (Klimmen), veer: vaer op d`r hood (Klimmen), véér (Klimmen) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proosten aanstoten: aansjtŏettə (Klimmen), aasjtoeëte (Klimmen) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3