21720 |
rechtspreken |
rechten:
richte (Q111p Klimmen),
rechtspreken:
rechsjpraeke (Q111p Klimmen)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17616 |
rechtstaande oren |
spitsoren:
sjpits ôôre (Q111p Klimmen)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechvaerdig (Q111p Klimmen)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
`ne rector (Q111p Klimmen),
eine rektor (Q111p Klimmen),
enne rekter (Q111p Klimmen),
rektor (Q111p Klimmen)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18716 |
redingote? |
redingote (fr.):
#NAME?
reddingot (Q111p Klimmen)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25083 |
reeks, rij |
reeks:
reeks (Q111p Klimmen),
rij:
rie (Q111p Klimmen),
ris (Q111p Klimmen),
rĭĕj (Q111p Klimmen)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
30480 |
reephout |
wijde:
wījǝ (Q111p Klimmen)
|
Hout dat wordt gebruikt voor het vervaardigen van dekgarden. [N F, 55]
II-9
|
32868 |
reepje overschietend gras |
hooischaar:
(mv)
hø̜i̯šǭrǝ (Q111p Klimmen)
|
Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96]
I-3
|
30692 |
reformladder |
reformledder:
rǝfǫrmlø̜dǝr (Q111p Klimmen),
uitzetledder:
ūt˲zętlø̜dǝr (Q111p Klimmen)
|
Ladder uit twee delen die gebruikt kan worden als schuifladder en als dubbele ladder. [N 67, 63c]
II-9
|
28312 |
regelaar vervoer |
vervoerregelaar:
vǝrvø̄rręjgǝlę̄r (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vorderstijger:
vø̜rdǝrštīgǝr (Q111p Klimmen [Emma])
|
De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830]
II-5
|