e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderie: + WLD  silderie (Klimmen), Veldeke  silderie (Klimmen) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): t seminarie (Klimmen), t simmenarie (Klimmen), ut semenarie (Klimmen) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sergeant sergeant: sǝržant (Klimmen) Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274] II-11
sering meibloem: meibloom (Klimmen, ... ), Veldeke sering  meibloom (Klimmen, ... ) [N 92 (1982)] [SGV (1914)]sering [N 92 (1982)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3
servies servies: servīēs (Klimmen), meervoud serviezer  servies (Klimmen) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
siccatief droogsel: dryǝxsǝl (Klimmen), linharder: lenhardǝr (Klimmen  [(van een merknaam)]  ), opdroogsel: ǫp˱dryǝxsǝl (Klimmen), siccatief: sekǝtif (Klimmen) Middel om verven sneller te doen opdrogen. ø̄Het vaste siccatief is in den regel boorzure mangaan-oxydul, ook wit mangaan genoemd, dat zeer krachtig werkt. Met een vijfvoudige hoeveelheid zinkwit gemengd, wordt het aan een vloeistof toegevoegd en veroorzaakt dan nog een zeer vlugge droging. Een vloeibaar siccatief is lijnolie, gekookt met loodoxyde of, indien de aanwezigheid van lood niet gewenscht is, met bruinsteen. Ook terpentijn, aan de verf toegevoegd, bevordert het drogenø̄ (Zwiers II, pag. 348). [N 67, 15; div.] II-9
sierkleedje, antimakassar kleedje: klêdje (Klimmen) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlaag sierlaag: sērlǭx (Klimmen), versiering: vǝrsēreŋ (Klimmen) Niet-uitspringende sierlaag van bakstenen met een andere kleur die in het metselwerk wordt verwerkt. [N 31, 30f] II-9
sierlijke omslagdoek franjelenplag: fraanjeleplak (Klimmen), plag: plak (Klimmen, ... ) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigarenpijpje sigarenpijpje: sigare-piepke (Klimmen), spitsje: sjpitske (Klimmen) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3