e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijfentwintig gulden briefje van vijfentwintig: ’n breefke van viefentwintig (Klimmen), briefje van vijfentwintig gulden: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  (e breefke van) vief en twintig gölle (Klimmen), schein (du.) van vijfentwintig: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ’n sjīēn van viefentwintig (Klimmen) 25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijfhonderd frank briefje van vijfhonderd frank: ’n breefke van 500 frang (Klimmen), schein (du.) van vijfhonderd frank: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ’n sjīēn van 500 frang (Klimmen) 500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig frank briefje van vijftig frank: ’n breefke van 50 frang (Klimmen), schein (du.) van vijftig frank: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ’n sjīēn van 50 frang (Klimmen) 50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig gulden briefje van vijftig: ’n breefke van vieftig (Klimmen), briefje van vijftig gulden: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  (e breefke van) fieftig gölle (Klimmen), schein (du.) van vijftig: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ’n sjīēn van vieftig (Klimmen) 50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Klimmen), broek: brōk (Klimmen), vot: vǫt (Klimmen) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
billijk schappelijk: sjappelig (Klimmen) redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)] III-3-1
binddraad binddraad: beŋdrǭt (Klimmen) De ijzerdraad die men tegenwoordig gebruikt om de garde te bevestigen. Volgens de invuller uit L 320a moet de 'dekdraad' uit gegalvaniseerd ijzer of koperdraad vervaardigd zijn. In Q 98 gebruikte men panhaken om de garden vast te zetten. [N F, 7] II-9
binder binder: beŋǝr/beŋstǝr (Klimmen) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbiǝr (Klimmen) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeksel van een duivenmand binnendeksel: d’r binne-dèksel (Klimmen) Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2