e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snurken ronken: rónke (Klimmen), snurken: sjnorke (Klimmen), sjnòrke (Klimmen), zagen: zaege (Klimmen) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
sobriëtas blauwe knoop: R. R. ver. van der blawwe knoup (Klimmen), pop.  de blawwe knoup (Klimmen), blauwknoop: blauwkneup (Klimmen) De R.K. vereniging ter bestrijding van het drankmisbruik (Mariavereniging, Sobriëtas). [N 96D (1989)] III-3-3
soep sop: sop (Klimmen), Syst. WBD  sòp (Klimmen) soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden noedelensoep: Syst. WBD  nŏĕddellesòp (Klimmen), trijpsoep: Syst. WBD  tripsòp (Klimmen) Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)] III-2-3
soepketeltje marmiet: marmiet (Klimmen) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepkip soephen: sop-hin (Klimmen), sòp-hin (Klimmen) kip in water gekookt [N 37 (1971)] III-2-3
soepterrine soepkomp: sopkòmp (Klimmen), soepterrine: sopterrīēn (Klimmen) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepenvlees: soppevleisj (Klimmen), sòppevleisj (Klimmen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
soevereinboor verzinkboor: vǝrzeŋk˱bǭr (Klimmen) Boorijzer voor hout waarvan het snijvlak kegelvormig is en voorzien is van verschillende inkervingen. Bij oudere soevereinboren is het boorijzer plat en onderaan spits uitlopend. De soevereinboor wordt gebruikt om de bovenrand van geboorde gaten kegelvormig af te schuinen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de kop van een schroef verzonken in het hout worden aangebracht. Zie ook afb. 76 en het lemma ɛsoevereinboor, verzinkboorɛ in Wld II.11, pag. 78-79. Het betreft daar een vergelijkbaar type boorijzer voor metaal.' [N 53, 166; N G, 31e; monogr.] II-12
soevereinboor, verzinkboor braamboor: brǭmbō̜r (Klimmen), verzinkboor: vǝrzeŋk˱bō̜r (Klimmen) Algemene benaming voor de verschillende soorten boorijzers waarmee voorgeboorde gaten conisch kunnen worden vergroot. De soevereinboor wordt onder meer gebruikt om koppen van schroeven en klinknagels te kunnen verzinken, maar ook om bramen uit boorgaten te verwijderen. Zie ook afb. 115. [N 33, 135; N 33, 144; N 33, 145; N 33, 164] II-11