e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sollicitatie sollicitatie: sollicitatie (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) [N 95, 1001] II-5
soorten soldaten bokkenpoot: bokkepoët (Klimmen), paarder: vgl. Sittard Wb. (pag. 302): paerder, cavalerist.  paerder (Klimmen), piot: Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.  piejot (Klimmen), zandhaas: Van Dale: zandhaas, 2. (spott.) ben. voor infanterist.  zandhaas (Klimmen) welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)] III-3-1
soortige koe soortige koe: sǭrtegǝ kǫu̯ (Klimmen) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteermachine aardappelenzeef: ɛ̄rpǝl zēf (Klimmen), aardappelsmolen: ɛ̄rpǝlsmȳlǝ (Klimmen), trieur: trii̯ø̄r (Klimmen) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ømrāpǝ (Klimmen), ǫmrāpǝ (Klimmen) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine sorteren: sǫrtērǝ (Klimmen), triëren: trei̯ø̄rǝ (Klimmen) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak platte speek: platǝ špęi̯k (Klimmen), ronde speek: ron špęi̯k (Klimmen), speek: špęi̯k (Klimmen), speken: špęi̯kǝ (Klimmen) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spaakgaten speekloker: špęjklǭkǝr (Klimmen) De met de zulaks gekapte, of, in modernere wagenmakerijen, met behulp van een speciale houtbewerkingsmachine in de naaf gefreesde gaten, waar de spaken in worden geslagen. [N G, 43f] II-12
spaakhamer speekhamer: špęjkhāmǝr (Klimmen) Zware hamer met lange, houten steel, die wordt gebruikt om de spaken in de naaf te slaan. Zie ook afb. 187. [N G, 40a] II-12
spaakkuil speekbank: špęjk˱baŋk (Klimmen), speekkuil: špęjkkūl (Klimmen) Kuil of put in de werkplaats van de wagenmaker van ongeveer 2 meter lang, 1 meter diep en 20 cm breed, die wordt gebruikt om spaken in de naaf te slaan. Aan de bovenzijde is de spaakkuil afgedekt met drie balken. De middelste daarvan wordt weggenomen als de spaakkuil wordt gebruikt. De naaf wordt draaibaar op de rand van de spaakkuil vastgezet met behulp van wiggen. Zie ook afb. 186. [N G, 8a] II-12