e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaasbalgtrekker trekketting: trękkęteŋ (Klimmen) De ketting waarmee de smidsblaasbalg via een hefboom en trekstangen in beweging wordt gebracht. [N 33, 13] II-11
blaasleiding blaasbuis: blǭsbȳs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.] II-5
blaasmachine blaasmachine: blǭsmǝšīn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.] II-5
blaasmachinist blaasmachinist: blǭsmašines (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]) Arbeider die de blaasmachine bedient. [N 95, 137; monogr.] II-5
blaaspijler blaaspijler: blǭspęjlǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]) Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.] II-5
blaassilene tonnetje: Veldeke blaassilene VD: = gewone silene (Silenus L.), verwant aan de koekoeksbloem  tunneke (Klimmen) blaassilene [N 92 (1982)] III-4-3
blad (alg.) blad: blaad (Klimmen) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad van de aanaardhandploeg schaar: šǭr (Klimmen) Het werkende deel van de aanaardhandploeg. [N 18, 46a; monogr.] I-5
blad van de haag blad: blāt (Klimmen) Verticale laag van één steenlengte. [N 98, 102; monogr.] II-8
blad van de troffel blad: blāt (Klimmen) Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.] II-9