id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24995 | stollen | stijf worden: sjtief wêrde (Klimmen) | stollen [SGV (1914)] III-4-4 |
19559 | stolp | kaasstolp: kieës-sjtöllep (Klimmen), kieës-sjtölp (Klimmen), stolp: sjtölp (Klimmen) | kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)] III-2-1 |
23446 | stolp over een heiligenbeeld | stolp: `n sjtöllep (Klimmen), sjtolp (Klimmen), sjtölp (Klimmen) | Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3 |
34075 | stomphoorns | rotte hoorns: rǫtǝ hø̜̄rǝ (Klimmen) | Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c] I-11 |
18843 | stomverbaasd | paf: paf (Klimmen), verpapzakt: verpapzakt (Klimmen), verstomd: versjtŏŏmd (Klimmen) | verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19608 | stoof | stoof: štōf (Klimmen) | Vierkante ijzeren bak met traliewerk ervoor, die gevuld werd met gloeiende houtskool. De stoof werd in vroeger tijden gebruikt om verf af te branden. [N 67, 61a] II-9 |
19820 | stoof, voetenwarmer | stoof: sjtoof (Klimmen) | stoof [SGV (1914)] III-2-1 |
20641 | stoofvlees, zuurvlees | zuurvlees: Syst. WBD zōērvleisj (Klimmen) | Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
29524 | stookgat | vuurpot: vȳrpǫt (Klimmen) | Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21] II-11 |
33419 | stookgat van de oven | ovensmuil: ǭvǝsmūl (Klimmen) | De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6 |