e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stollen stijf worden: sjtief wêrde (Klimmen) stollen [SGV (1914)] III-4-4
stolp kaasstolp: kieës-sjtöllep (Klimmen), kieës-sjtölp (Klimmen), stolp: sjtölp (Klimmen) kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)] III-2-1
stolp over een heiligenbeeld stolp: `n sjtöllep (Klimmen), sjtolp (Klimmen), sjtölp (Klimmen) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stomphoorns rotte hoorns: rǫtǝ hø̜̄rǝ (Klimmen) Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c] I-11
stomverbaasd paf: paf (Klimmen), verpapzakt: verpapzakt (Klimmen), verstomd: versjtŏŏmd (Klimmen) verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoof stoof: štōf (Klimmen) Vierkante ijzeren bak met traliewerk ervoor, die gevuld werd met gloeiende houtskool. De stoof werd in vroeger tijden gebruikt om verf af te branden. [N 67, 61a] II-9
stoof, voetenwarmer stoof: sjtoof (Klimmen) stoof [SGV (1914)] III-2-1
stoofvlees, zuurvlees zuurvlees: Syst. WBD  zōērvleisj (Klimmen) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stookgat vuurpot: vȳrpǫt (Klimmen) Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21] II-11
stookgat van de oven ovensmuil: ǭvǝsmūl (Klimmen) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6