e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoven stoven: sjtove (Klimmen, ... ) stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)] III-2-3
straal straal: štrǭl (Klimmen) Veerkrachtig eeltweefsel, enigszins in de vorm van een pijlpunt (mnl. straal: pijl), dat de driehoekige ruimte van de achterrand van de steunsels van een paardehoef opvult. Tilt men de hoef op, moet er een goed ontwikkelde straal te zien zijn. Beginnend bij de bal van de voet en in één punt uitlopend naar de teen werkt de straal als een antislipmechanisme. Zie afbeelding 5. [JG 1a, 1b; N 8, 33 en 34] I-9
straat straat: stroat (Klimmen) straat [DC 02 (1932)] III-3-1
straatbezem straatbezem: sjtraotbessem (Klimmen), stratenbezem: straote-béssem (Klimmen) bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)] III-2-1
straatgoot goot: göt (Klimmen), grub: Van Dale: grub, (gew.) greppel, vore; drooggevallen beek; kuil, putje.  gröb (Klimmen) een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)] III-3-1
straf geven straf geven: sjtraf gêve (Klimmen), straffen: sjtroave (Klimmen) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
strek hoge kant: huǝgǝ, huǝx kant (Klimmen), streklaag: štrɛklǭx (Klimmen), strekzijde: štrek˲zij (Klimmen) De lange smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17b; N 98, 173; monogr.] II-8
strekijzer strekijzer: štrękīzǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.] II-5
strekkenlaag streklaag: štreklǭx (Klimmen), štręklǭx (Klimmen) Laag in lengterichting liggende bakstenen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75 en afb. 41. [N 31, 23a; monogr.] II-9
strekking het strijken: ǝt štrīkǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Als de hellende koollaag het horizontale vlak, bijvoorbeeld de "verdieping", snijdt, kan men zich een snijlijn denken. Deze snijlijn loopt dus altijd horizontaal en ligt tegelijkertijd in de koollaag. Dit is de strekkingslijn of de strekking. [N 95, 519; N 95, 393; monogr.] II-5