e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blijven wachten beiden: bei-je (Klimmen), beije (Klimmen), blijven: blieve (Klimmen, ... ), blīēve (Klimmen), stilhouden: sjtilhawte (Klimmen), stoppen: sjtoppe (Klimmen), wachten: wachte (Klimmen, ... ) blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜štɛŋ (Klimmen) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blijvend invalide blijvend invalide: blīvǝnt envalit (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) [N 95, 968] II-5
blijvende ontkleuring van een oog kleur uit de ogen: de kleur oet de ouge (Klimmen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: blijvende ontkleuring van de ogen door pokken? [N 93 (1983)] III-3-2
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Klimmen, ... ), d⁄r bliksem (Klimmen), bliksemstraal: bliksemsjtraol (Klimmen) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemafleider (Klimmen), bliksemafleijer (Klimmen) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: ⁄t bliksemt (Klimmen, ... ) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blind anker blinde muuranker: bleŋǝ mūraŋkǝr (Klimmen) Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a] II-9
blinde naad blinde naad: bleŋǝ nǭt (Klimmen), linkse naad: leŋsǝ nǭt (Klimmen) De naad die ontstaat bij het binnenstebuitennaaien. [N 36, 45] II-10
blinde schacht, tussenschacht blinde schacht: bleŋǝ šax (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtje: šɛ̄tjǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Zwartberg, Waterschei]), tussenschacht: tø̜šǝšax (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804] II-5