e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verfrommelen frommelen: frómmele (Klimmen) Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)] III-1-2
verfspuit bekerspuit: bē̜kǝršpø̜jt (Klimmen), spuit: špø̜jt (Klimmen), verfspuit: vęrǝfšpø̜jt (Klimmen), vɛrǝfšpø̜jt (Klimmen) Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.] II-9
verfzeef, zeefdoek kaasdoek: kiǝs˱dōk (Klimmen), neteldoek: niǝtǝldōk (Klimmen), zeefdoek: zēf˱dōk (Klimmen) De zeef of het doek waarmee velletjes en grove korrels uit de bereide verf gezeefd kunnen worden. De verfzeef bestaat gewoonlijk uit een trechter met afneembaar onderstuk, waardoor men de zeef, die uit fijn neteldoek is vervaardigd, kan verwisselen. [N 67, 27d] II-9
vergaderen vergaderen: vergadere (Klimmen) ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)] III-3-1
vergaderruimte vergaderlokaal: vergaderlokaal (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 29] II-5
vergaring anggleuven: aŋglø̜̄vǝ (Klimmen), gutten: gø̜tǝ (Klimmen), kop: kǫp (Klimmen), (enkelvoud)  kǫp (Klimmen) De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr] I-13
vergeet-mij-nietje vergeet-me-nietje: Veldeke  vergeet-me-nietje (Klimmen) Vergeet-mij-nietje (myosotis palustris 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn meestal kantig; de bladeren zijn verspreid; de bloemen zijn vrij groot en hemelsblauw met gele kroonschubben; de kelk heeft korte, aangedrukte haren. Bloeitijd in mei tot septem [N 92 (1982)] III-4-3
vergeetachtig kop wie een zijschotel: (gezegde!).  ⁄m kop wie ⁄n ziejsjóttel (Klimmen), vergeetachtig: vergaetechtig (Klimmen) een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)] || zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
vergiftigen vergiftigen: vergiftige (Klimmen) Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)] III-1-2
vergoeden vergoeden: vergŭjje (Klimmen) vergoeden [SGV (1914)] III-3-1