18709 |
versierde schouderdoek |
hul:
höl (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
zijden plag:
ne zĭejje plak (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
bronk siere (Q111p Klimmen),
de brònk sere (Q111p Klimmen)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sieraad:
seraod (Q111p Klimmen),
smuk (<du.):
sjmŏĕk (Q111p Klimmen)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
afgedragen:
aafgedrage (Q111p Klimmen),
versleten:
versjlieëte (Q111p Klimmen),
versjliëte (Q111p Klimmen)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25828 |
versnijden |
versnijden:
vǝršnijǝ (Q111p Klimmen)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a]
II-9
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (Q111p Klimmen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
⁄t versjtand (Q111p Klimmen)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtendig (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
bàktànt (Q111p Klimmen),
oogtand:
augtant (Q111p Klimmen),
verstandskies:
verštàndskees (Q111p Klimmen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29941 |
verstekhaak |
spitshaak:
špetshǭk (Q111p Klimmen),
verstekhaak:
vǝrštē̜khǭk (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om hoeken van 450 af te tekenen. Zie ook het lemma "verstekhaak" in Wld II.9, pag. 10-11 en afb. 77. [N 33, 318e] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-11, II-12, II-9
|