e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vespers vesper (lat.): de vesper (Klimmen, ... ), də vɛspər (Klimmen), vespers (<lat.): vespers (Klimmen) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest kamizool: kamǝzǭl (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), kamizool (<fr.): kamezoal (Klimmen), ⁄t kammezaol (Klimmen), Fr. camisole  kammezoal (Klimmen), vesting: vesting (Klimmen), wal: wal (Klimmen) de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Vest dat op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV door het toezichthoudend personeel werd gedragen. [N 95, 64 add.] II-5, III-1-3, III-3-1
vestzakje kamizoolstasje (<fr.): kammezaols-tesjke (Klimmen), kamizooltasje (<fr.): kammezaoltésjke (Klimmen), urentasje: oeretésjke (Klimmen) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vet te mesten stierkalf maststiertje: masštērkǝ (Klimmen) Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a] I-11
vet te mesten vaars mastvaars: (mv)  masvē̜žǝ (Klimmen) [N 3A, 75c] I-11
vetkoe vetbeest: vɛtbīǝs (Klimmen) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetmesten masten: mastǝ (Klimmen), mesten: męstǝ (Klimmen), vet maken: vɛt mākǝ (Klimmen) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
vetweide vetwei: vɛtwɛi̯ (Klimmen) Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.] I-8
vetweiden op de vetweide laten lopen: ǫp dǝ vɛtwɛi̯ lǭtǝ lau̯pǝ (Klimmen) Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b] I-11
veulen veulen: vȳǝlǝ (Klimmen) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9