e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleugels in de wanmolen vleugelen: vlȳǝgǝlǝ (Klimmen), wieken: wiqǝ (Klimmen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegen, weven van een vlieg toeren: brommend vliegen  toerre (Klimmen), vliegen: WLD  vlŭŭg om mich heen (Klimmen) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] || vliegen ve vlieg III-4-2
vliegennet vliegendeken: vlēi̯gǝdękǝ (Klimmen), vliegennet: vlēgǝnęt (Klimmen), vlēi̯gǝnɛt (Klimmen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor hor: Note v.d. invuller: In mijn omgeving heb ik zo\'n ding niet gezien (vroeger); nu wordt het zo genoemd.  hor (Klimmen), hortje: häörke (Klimmen), häörtje (Klimmen), vliegengaas: vliegegaas (Klimmen), Note v.d. invuller: Dit is het metaaldraad.  vleegengaas (Klimmen), vliegenhor: vlégehor (Klimmen) Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)] || Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vlieger waaier: weijer (Klimmen), wĕjjer (Klimmen) Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
vliegtuig vliegmachine: vleegmesjien (Klimmen), vleegmesjīēn (Klimmen) het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)] III-3-1
vliegveld vliegveld: vleegveld (Klimmen, ... ) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlier heulenteer: huelentère (Klimmen), Veldeke vlier (D. Holunder)  huelentaere (Klimmen, ... ), vlierstruik: -  vlierstroek (Klimmen) vlier [N 92 (1982)] || vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierboom (sambucus nigra) III-4-3
vlierbes vlierbes: -  vlierbes (Klimmen) vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vliering hanenzolder: haanezölder (Klimmen), overste zolder: äövesjte zölder (Klimmen) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1