e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlies in een vrucht vel: + WLD  vel (Klimmen) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlijns, geelbruine aarde aardmergel: aerdmergel (Klimmen) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlinder pepel: peiepel (Klimmen), piâpel (Klimmen), piəpəl (Klimmen, ... ) vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondejŭŭke (Klimmen), strikje: sjtriksjke (Klimmen), sjtrikske (Klimmen), vlindertje: vlinderke (Klimmen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) mensenvlo: vrij naar het WLD  ’n miensje vlôô (Klimmen), vlo: vloi (Klimmen), vrij naar het WLD  ’n vlôô (Klimmen) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlu: vrij naar het WLD  de vlûû (Klimmen), vlun: vlue (Klimmen), vlueu (Klimmen) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] || vlooien vangen III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vlood (Klimmen) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek varkensvloek: (bastaardvlook).  ⁄ne verkesvlook (Klimmen), vloek: `ne vlook (Klimmen, ... ), enne vlook (Klimmen, ... ), unne vloek (Klimmen, ... ), ⁄ne vlook (Klimmen) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken vloeken: vloke (Klimmen, ... ), vlooke (Klimmen, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: e vleuksjke (Klimmen), n vleuksjke (Klimmen), un vlukske (Klimmen) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3