e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bomijs bros ijs: bròs ies (Klimmen), het ligt hol: dooi: aafgaond waer.  ⁄t liegkt haol (Klimmen), hol ijs: haol-ies (Klimmen), schol: sjol (Klimmen) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonenkruid bonenkruid: #NAME?  böënekrōēd (Klimmen), + WLD  böënekrōēd (Klimmen), Veldeke  boeënekroed (Klimmen, ... ), bonenkruidje: Veldeke  boeënekrüdje (Klimmen, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Klimmen), bónnèt (Klimmen), de bonnèt (Klimmen) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: ne pils (Klimmen), ⁄n pils (Klimmen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bond ɛn blāuw Xəhaouwə (Klimmen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek bonte plag: bonte plak (Klimmen), plag: plak (Klimmen, ... ) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop rode kop: ruǝkǫp (Klimmen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte koe met zwarte kop zwartkop: žwartkǫp (Klimmen) [N 3A, 128] I-11
bonte kraai grijze kraai: gries kròò (Klimmen) kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: bonte sjpèch (Klimmen), bònte sjpech (Klimmen) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1