e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weesgegroet weesgegroet: d`r weesgegroot (Klimmen), enne weesgegroet (Klimmen), weesgegroet (Klimmen) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weesgegroetkralen kleine kralen: klein kralle (Klimmen) De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wɛx (Klimmen) weg [RND] III-3-1
weg over het erf vaart: vārt (Klimmen) Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111] I-8
wegbereiders van de processie bijlenmannen: bielemanne (Klimmen), bijlenmanner: bielemander (Klimmen) De groep (militairen, leden van de schutterij) die in de processie vooruit loopt en de eventuele hindernissen opruimt die de processie op haar weg vindt [bielemaander, bielemennekes]. [N 96C (1989)] III-3-3
wegdassen dassen: dasǝ (Klimmen), slechten: šlɛxtǝ (Klimmen), uitwissen: ūtwesǝ (Klimmen), wegstrijken: wɛxštrīkǝ (Klimmen) Kwaststrepen in pas aangebrachte verf met behulp van een daskwast wegwerken. [N 67, 76b] II-9
weggrissen rutschen (du.): roetse (Klimmen) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2
wegkwijnen uitteren: oettaere (Klimmen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wegwijzer wegwijzer: waegwiezer (Klimmen), wāēgwiēzer (Klimmen) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei wei: wēi̯ (Klimmen), wē̜i̯ (Klimmen), węi̯ (Klimmen) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8