23554 |
wierook |
wierook:
wierook (Q111p Klimmen),
wierouk (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23556 |
wierookkorrels |
wierookkorreltjes:
wierookkurrelkes (Q111p Klimmen),
wierookskoren:
de wieroukskäön (Q111p Klimmen),
wierouk(skäör) (Q111p Klimmen)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23555 |
wierookvat |
wierooksvat:
wierooksvaat (Q111p Klimmen),
wierouksvaat (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27425 |
wig |
kijl:
kil (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q111p Klimmen
[(meervoud: kilǝ)]
),
kīl (Q111p Klimmen)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] || Spits toelopend stuk hout of metaal dat dient om hout te doen splijten. Het wordt vaak gebruikt wanneer het kliefmes niet volstaat om een stuk hout te klieven. De spleet die door het kliefmes in het hout is ontstaan wordt dan verder verwijd door er houten of metalen wiggen in te drijven. Metalen wiggen zijn soms voorzien van een steel. [N E, 8c; A 29a, 1] || Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724]
II-12, II-5, II-9
|
33461 |
wigvormig sluithout |
kluister:
klustǝr (Q111p Klimmen)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18152 |
wijdbeens lopen |
met de benen wijd uitereen lopen:
mit de bein wīēt oeterin (Q111p Klimmen),
wijdbeens lopen:
wīēdbeins loupe (Q111p Klimmen)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kabao (Q111p Klimmen)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieje (Q111p Klimmen)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (Q111p Klimmen),
wīēn (Q111p Klimmen)
|
wijn [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-essig:
wienessing (Q111p Klimmen)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|