e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeiglas kasglas: kas˲glās (Klimmen) Groen gekleurd glas dat vroeger door tuinders voor broeibakken en kassen werd gebruikt. [N 67, 89h] II-9
broek broek: broak (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Domaniale]), brōk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] II-5
broek met split broek met een gulp: brook mit ⁄n gőlp (Klimmen), broek met een roetsj: brook mit ⁄n rőtsj (Klimmen) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek, veren aan de poten broek: brōōk (Klimmen) veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1
broek: algemeen broek: brook (Klimmen, ... ), dich löps auch altied mit de brook op de sjoon (Klimmen), hèè heel z⁄n brook op mit enne lèère reem (Klimmen), mv. breuk  brook (Klimmen) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekkettingen achterhaamklinken: axtǝrhāmkleŋkǝ (Klimmen), achterklinken: axtǝrkleŋkǝ (Klimmen) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: moeras (Klimmen) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp broekspijp: brookspiepe (Klimmen), brookspīēpe (Klimmen), pijp: pīēpe (Klimmen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broekenband: aan de broek  brokeband (Klimmen), broekenriem: brookereem (Klimmen), los  broke-reem (Klimmen), buikriem: bōēkreem (Klimmen), riem: hèè heel z⁄n brook op mit enne lèère reem (Klimmen), reem (Klimmen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter achtertas: achtertesj (Klimmen), vottentas: votte-tésj (Klimmen), vottetesj (Klimmen) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3