e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenwerk buitenwerk: būtǝwęrǝk (Klimmen) Schilderwerk buitenshuis. [N 67, 67b] II-9
buitenzak op een jas buitentas: boetetesj (Klimmen), jassentas: jassetaesj (Klimmen), zijtas: ziej-tesj (Klimmen) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
buizerd valk: valk (Klimmen), sic  valk (Klimmen) buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)] III-4-1
bulderen van de storm bulderen: böldere (Klimmen, ... ), hommelen: hommele (Klimmen), roebelen: rŏebele (Klimmen), rommelen: rommele (Klimmen) bulderen, van de wind || een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bult buik: būk (Klimmen), bult: bø̜lt (Klimmen), pokkel: pukǝl (Klimmen) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
bundel dekriet bussel riet: bø̜sǝl rēt (Klimmen) [N F, 3; div.] II-9
bundel groenten bussel: #NAME?  bössel (Klimmen), Veldeke  bössel (Klimmen), busseltje: Veldeke dim.  bösselke (Klimmen) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel zangen bussel: bø̜sǝl (Klimmen) Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.] I-4
bundel, bussel boel: buul (Klimmen), pak: pak (Klimmen), pongel: pungel (Klimmen, ... ) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: 4 morgens  boender (Klimmen), hectare: hektaar (Klimmen), ⁄n hektaar (Klimmen) bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4