| 33619 |
abrikoos |
appelkouw:
appelekouw (Q111p Klimmen)
|
I-7
|
| 23415 |
absis |
absis (lat.):
absis (Q111p Klimmen)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23991 |
absolutie |
absolutie (<fr.):
abselusie (Q111p Klimmen),
absolutie (Q111p Klimmen),
absoluusje (Q111p Klimmen),
de abselusje (Q111p Klimmen)
|
Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24083 |
abt |
abt:
ab (Q111p Klimmen),
kloosteroverste:
ein kloosteruuverste (Q111p Klimmen),
overste:
`ne äövesjte (Q111p Klimmen),
äövesjte (Q111p Klimmen)
|
Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 21717 |
accijns |
accijns (<lat.):
aksijns (Q111p Klimmen)
|
de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 28214 |
accu van petlamp |
accu:
aky (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.]
II-5
|
| 28215 |
acculoog |
accuzuur:
akyzūr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254]
II-5
|
| 27879 |
achterblijvers, achtergebleven schoten |
versager:
vǝrtsāgǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Niet ontplofte ladingen. De woordtypen "versager" (Q 111, Q 112a), "blindgänger" (Q 117a) en "achterblijver" (Q 112a) zijn meervoud. [N 95, 446; N 95, 447; div.]
II-5
|
| 19021 |
achterdocht |
achterdenken:
achterdinke (Q111p Klimmen)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 32962 |
achtergebleven hooi harken |
kemmen:
kęmǝ (Q111p Klimmen)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|