23623 |
consecratie |
consecratie (<lat.):
de consecratie (Q111p Klimmen),
de konsekrasie, konsekrasje (Q111p Klimmen),
konsekrasie (Q111p Klimmen)
|
De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23646 |
consecratiekaars |
consecratiekaars:
de konsekrasjekaerts (Q111p Klimmen),
konsekrasiekeers (Q111p Klimmen)
|
De consecratiekaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30699 |
console |
console:
konsǝl (Q111p Klimmen)
|
Metalen haak met steun die aan de sporten van de ladder bevestigd wordt. Op de steun kan vervolgens een horizontale loopplank gelegd worden. [N 67, 63l]
II-9
|
22005 |
constateren |
draaien:
’t drieë (Q111p Klimmen)
|
het neerdrukken van een knop of hendel om de tijd op te tekenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30088 |
contrefort |
beer:
bē̜r (Q111p Klimmen),
steunbeer:
štø̄nbē̜r (Q111p Klimmen),
zijbeer:
zijbē̜r (Q111p Klimmen)
|
Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.]
II-9
|
27629 |
controlepenning |
mark:
mark (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / II / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
nommer:
nomǝr (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I)]
[Laura, Julia]),
penning:
pɛneŋ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.]
II-5
|
28069 |
controleren door de opzichter |
bevaren:
bǝvārǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
controleren:
kontrolērǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Zwartberg])
|
Het controleren door de opzichter van de schacht of de afdeling, zijnde de pijler met toe- en afvoerwegen. Het "voorvaren" geschiedde volgens de invuller uit Q 121 meestal op zondag. [N 95, 130; monogr.]
II-5
|
27656 |
controlerend geneesheer |
(de) controlerende:
kontrolę̄rǝndǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
De controlerende geneesheer die de mijnwerker al of niet genezen en gezond verklaarde. Volgens de informant van Q 113 gebeurde dit "gezond verklaren" nogal vlot. [N 95, 953]
II-5
|
21996 |
convoyeur |
convoyeur (fr.):
convoyeur (Q111p Klimmen)
|
de persoon die de duiven begeleidt naar de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33917 |
cornage |
cornage (subst., fr.):
kǫrnāš (Q111p Klimmen)
|
Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.]
I-9
|