e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de avond luiden de avondklok luiden: avondklok (Klimmen), de avondsklok luiden: de aovesklok (Klimmen), t loewt van de aovesklok (Klimmen), de bedeklok luiden: baeklok (Klimmen) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de baas spelen het beheer hebben: ⁄t behieër (Klimmen), meester jan spelen: meisterjan sjpieële (Klimmen) de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)] III-1-4
de banden uitsmeden geren: gīǝrǝ (Klimmen) Omdat een vat in het midden breder is dan aan de boven- en onderzijde, moeten de definitieve banden aan de benedenzijde ook breder worden gemaakt. De kuiper doet dit op het kuipersaambeeld met behulp van een geerhamer. Soms wordt ook een geermachine gebruikt. [N E, 43c] II-12
de binnenwand gladschaven uitschaven: ūtšāvǝ (Klimmen) De binnenwand van het vat met behulp van haalmessen en schaven gladmaken. [N E, 37a] II-12
de catechismusles bijwonen bijwonen: biewone (Klimmen), in de christenleer geweest zijn: biste in der kristeliër gewaes? (Klimmen), naar de christenleer gaan: nao de kristelieër gao (Klimmen), nao der kristeliër gaon (Klimmen) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] || Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen de christenleer verzuimen: de kristelieër verzoeme (Klimmen), der kristeliër verzoeme (Klimmen), verzuimen: verzoeme (Klimmen) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3
de communie brengen aan een zieke de communie (<lat.) brengen: de communie bringe (Klimmen), de kómmunie bringe (Klimmen), ons heer brengen: onsiër bringe nao de kranke (Klimmen) De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] III-3-3
de dienst eindigen schicht hebben: %%zinnetje%%  ex hø̜p šix (Klimmen [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), schicht maken: šix mākǝ (Klimmen [Winterslag, Waterschei]), schicht zijn: %%zinnetjes%%  ǝt es šix (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 120; N 95, 83; monogr.; Vwo 618] II-5
de dode naar de kerk brengen het lijk naar de kerk brengen: ut liek nao de kirk bringe (Klimmen, ... ), het lijk naar de kerk dragen: t liek nao de kirrek drage (Klimmen, ... ), naar de kerk dragen: nao de kirk drage (Klimmen, ... ) het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
de doodsklok luiden de doodsklokken luiden: doodsklokkeloewe (Klimmen), voor dood luiden: t loewt vuer doeëd (Klimmen), vuër doeëd loewe (Klimmen) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3