e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de merrie dekken dekken: dɛkǝ (Klimmen), springen: špreŋǝ (Klimmen) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig leeg: lē̜x (Klimmen), niet vol: nēt ˲vǫl (Klimmen) [N 8, 48 en 49] I-9
de middag luiden de middagklok luiden: middagklok (Klimmen) Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de mis dienen de mis dienen: de mès dene (Klimmen, ... ), de mès diene (Klimmen) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis doen de mis doen: de mès doen (Klimmen), de mès doeë (Klimmen), de mis lezen: de mès laeze (Klimmen), mis doen: mès doen (Klimmen) De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis plechtig doen celebreren (<lat.): celebrere (Klimmen) De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis plechtig doen (de plechtige mis doen) een plechtige mis doen: `n plechtige mès doën (Klimmen) De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)] III-3-3
de missie preken de missie (<fr.) prediken: de missie prèdige (Klimmen), de missie (<fr.) preken: de missie praeke (Klimmen), missie (<fr.) preken: missie preke (Klimmen) De missie preken. [N 96B (1989)] III-3-3
de morgen luiden de morgensklok luiden: de mörgesklok (Klimmen), murgesklok (Klimmen), mörregesklok (Klimmen) Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de noodklok luiden de noodklok luiden: de noeëdklok loewe (Klimmen), noodklok loewe (Klimmen) Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)] III-3-3