20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
⁄ne kater höbbe (Q111p Klimmen)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30125 |
een keldergewelf maken |
schulpen:
šø̜lǝpǝ (Q111p Klimmen),
uitschalen:
ūtšālǝ (Q111p Klimmen)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
plankje:
’t plenksjke (Q111p Klimmen)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27755 |
een koollaag meten |
meten:
mę̄tǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
Diktebepaling van de kolenlaag door meting. [N 95, 190; N 95, 191]
II-5
|
27754 |
een koollaag verkennen |
(een laag) verkennen:
vǝrkenǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202]
II-5
|
27923 |
een kophout plaatsen |
(een kophout) zetten:
zętǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291]
II-5
|
27800 |
een krijtstreep trekken |
(een) krijtstreep trekken:
krītštrę̄p trękǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De richting in een mijngang werd op de kap aangegeven door het maken van een ±1 cm brede krijtstreep. De plaats waar deze krijtstreep moest worden gemaakt, was aangegeven op de uitbouwschets. Belangrijk was dat de krijtstreep haaks op de voet van de kap werd aangebracht. Nooit mocht men kappen op het oog in de richting leggen (MBK II pag. 42). [N 95, 855]
II-5
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
`n kruutske gaeve (Q111p Klimmen),
e krütske gève (Q111p Klimmen),
een kruisje maken:
kruutske make (Q111p Klimmen)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruis maken:
kruuts make, zaegene (Q111p Klimmen),
een kruis maken onder brood:
kruuts onger broad maake (Q111p Klimmen)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
`n kruuts make (Q111p Klimmen),
e krüts make (Q111p Klimmen),
kruuts maake (Q111p Klimmen),
zich zaegene (Q111p Klimmen),
zich zèèngene (Q111p Klimmen)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|